Van 3 naar 4 W’s?

In Column, Nieuws by

Door: Henk Ferwerda

Delinquent gedrag is meestal leeftijdgebonden. Hiermee wordt bedoeld dat jongeren in hun adolescentiefase een of meer delicten kunnen plegen, maar hier na verloop tijd mee stoppen. Tegelijkertijd is er een kleine groep personen die delicten blijft plegen. Hier komt het door Moffitt geïntroduceerde onderscheid tussen adolescentiegebonden delinquenten en persistente of volhardende delinquenten vandaan.

Normaal meedoen

Adolescentiegebonden delinquenten vormen met 95 procent van het totaal aantal jeugddelinquenten veruit de grootste groep. Zij zijn overwegend betrokken bij vernieling, openbare orde feiten en lichte vermogensdelicten. Hiermee laten zij zien dat ze onafhankelijk zijn (geworden) en eigen beslissingen kunnen nemen. Het verkennen van grenzen is in die zin een min of meer ‘normaal’ onderdeel van het opgroeigedrag van jongeren. Vooral in vriendengroepen van jongens hoort delinquent gedrag erbij om te laten zien dat je als jongere iets durft en lef hebt. Delinquentie is veelal gedrag dat geldt als een vorm van tijdverdrijf of kan statusverhogend werken. Het meedoen met de groep is immers belangrijk om mee te tellen. Andere aanleidingen om delicten te plegen zijn verveling, het zoeken van spanning, het imponeren van meisjes en gewoon ‘de kick’. Over deze vorm van jeugdcriminaliteit wordt gezegd dat het een vervelend bijverschijnsel is van een op zichzelf positief te waarderen ontwikkeling, namelijk het zoeken naar gedragsgrenzen, het ontwikkelen van zelfcontrole en het vinden van een eigen identiteit. De piek van dit delictgedrag ligt bij deze groep tussen het 17de en 20ste levensjaar en neemt daarna snel af.

Wifi

De drie W’s, woning, werk en wijf – of iets netter ‘wederhelft’ – spelen bij adolescentiegebonden delinquenten een belangrijke rol bij het stoppen van delictgedrag. De laatste tijd wordt er ook wel over de vier W’s gesproken, waarbij de vierde W staat voor Wifi. Met deze vierde W wordt het belang van online zijn aangegeven.
De afname van de jeugdcriminaliteit wordt namelijk ook wel in verband gebracht met het toegenomen smartphonegebruik onder en het online zijn van jongeren. Waar jongeren voor de komst van de smartphone voor hun sociale contacten en rolmodellen afhankelijk waren van het fysiek ontmoeten van elkaar, is tegenwoordig een veeg over het scherm voldoende. Mogelijk is de wereld van Facebook, Instagram, pingen, Snapchat, Twitter en WhatsApp – het digitaal rondhangen – in de plaats gekomen van het rondhangen op straat. Zoals bekend is dit laatste de bakermat van veel jeugdcriminaliteit.