Binnen een democratische rechtsorde lopen interacties tussen overheid en burgers en burgers onderling volgens de principes, procedures en instituties van de democratische rechtsstaat. Denk bij interacties tussen burgers en overheid (de “verticale” dimensie) aan het legaliteitsbeginsel, de scheiding der machten en grondrechtelijke waarborgen. Bij interacties tussen burgers (de “horizontale” dimensie) gaat het om bepaalde randvoorwaarden voor samenleven, zoals voldoende maatschappelijk vertrouwen, respect voor diversiteit, sociale cohesie, solidariteit, en loyaliteit. Zonder deze randvoorwaarden kan een democratische rechtsorde niet goed functioneren. Grondrechtelijke waarborgen verwijzen naar de klassieke grondrechten, zoals het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, het recht op vrijheid van meningsuiting en het verbod op discriminatie op basis van ras, geslacht of godsdienst. Onder deze waarborgen vallen ook sociale grondrechten, zoals recht op onderwijs en medische verzorging.

Zogenaamde niet-strafbare problematische gedragingen kunnen de democratische rechtsorde onder druk zetten. Met niet-strafbare problematische gedragingen wordt gedrag bedoeld dat binnen de grenzen van de wet valt, maar dat onze democratische rechtsorde (op lange termijn) dreigt te ondermijnen. Hierbij onderscheiden we vijf gedragingen:

  1. Gedrag dat anderen aanzet tot onverdraagzaamheid op basis van ras, geslacht, geloof, nationaliteit of overtuiging;
  2. Gedrag dat de grondwettelijke rechten en vrijheden van anderen afwijst of in het geding brengt;
  3. Gedrag dat de legitimiteit van democratische instituties (zoals politie, rechterlijke macht of lokale overheid) afwijst;
  4. Gedrag dat het werk van ambtsdragers (zoals agenten, rechters of ambtenaren) afwijst of belemmert;
  5. Gedrag dat democratische processen (zoals raadsvergaderingen, rechtszaken of het publieke debat) afwijst of belemmert.